HansGijsen
Member
Hoe schuin ga je in de bocht? (Hans Gijsen)
In de bocht werken er twee krachten op de schaatser.
De zwaartekracht F = m . g loodrecht naar beneden gericht,
en de middelpuntvliedende kracht Fm = m . v^2 / r in het horizontale vlak.
v^2 = v in het kwadraat.
De hoek die de schaatser met het ijs maakt is de resultante van deze twee krachten.
Doordat de twee krachten precies 90 graden verschillen geldt voor de hoek a die de schaatser met het ijs maakt:
tan a = F / Fm
Uitgewerkt: tan a = g . r / v^2
g = De versnelling van de zwaartekracht 9,81 (m / s^2)
r = straal van de binnenbocht die gereden wordt 25 (m)
v = snelheid van de schaatser (m / s)
Berekenen van je snelheid
Neem je PR op de 500m. b.v. 38 s.
Trek daar je opening b.v. 10s af. Dan heb je 28s over voor het rondje 400m.
Dat geeft een snelheid van 400 / 28 = 14,28 m / s. (51,4 Km/u)
v^2 = 14,282^2 = 204,8 (m / s)^2
tan a = 9,81 . 25 / 204,08 = 1,2
hoek a = atan 1,2 = 50,2 graden
Dit is de gemiddelde hoek die je lichaam maakt met het ijs. 50 graden afgerond.
Deze is dus alleen maar afhankelijk van je snelheid en de radius van de bocht.
Daarna moet je nog rekening houden met het plaatsen van je schaats en het afzetten.
Ga je voorlangs met je rechter en plaatst, dan maken je twee benen op dat moment ook een hoek met elkaar, ook zo als je de linker plaatst na de rechterafzet.
Ik schat dat deze hoek tussen 20 en 30 graden ligt. Afhankelijk van je rijstijl.
Bij het plaatsen maakt je schaats dus een grotere hoek, 50 + 15 = 65 graden, en op het eind van je afzet de kleinste 50 – 15 = 35 graden.
Al je nu bij het benden zorgt dat de schaats helemaal raakt bij 30 graden (tophoek kegel 120 graden) zit je altijd veilig.
In de bocht werken er twee krachten op de schaatser.
De zwaartekracht F = m . g loodrecht naar beneden gericht,
en de middelpuntvliedende kracht Fm = m . v^2 / r in het horizontale vlak.
v^2 = v in het kwadraat.
De hoek die de schaatser met het ijs maakt is de resultante van deze twee krachten.
Doordat de twee krachten precies 90 graden verschillen geldt voor de hoek a die de schaatser met het ijs maakt:
tan a = F / Fm
Uitgewerkt: tan a = g . r / v^2
g = De versnelling van de zwaartekracht 9,81 (m / s^2)
r = straal van de binnenbocht die gereden wordt 25 (m)
v = snelheid van de schaatser (m / s)
Berekenen van je snelheid
Neem je PR op de 500m. b.v. 38 s.
Trek daar je opening b.v. 10s af. Dan heb je 28s over voor het rondje 400m.
Dat geeft een snelheid van 400 / 28 = 14,28 m / s. (51,4 Km/u)
v^2 = 14,282^2 = 204,8 (m / s)^2
tan a = 9,81 . 25 / 204,08 = 1,2
hoek a = atan 1,2 = 50,2 graden
Dit is de gemiddelde hoek die je lichaam maakt met het ijs. 50 graden afgerond.
Deze is dus alleen maar afhankelijk van je snelheid en de radius van de bocht.
Daarna moet je nog rekening houden met het plaatsen van je schaats en het afzetten.
Ga je voorlangs met je rechter en plaatst, dan maken je twee benen op dat moment ook een hoek met elkaar, ook zo als je de linker plaatst na de rechterafzet.
Ik schat dat deze hoek tussen 20 en 30 graden ligt. Afhankelijk van je rijstijl.
Bij het plaatsen maakt je schaats dus een grotere hoek, 50 + 15 = 65 graden, en op het eind van je afzet de kleinste 50 – 15 = 35 graden.
Al je nu bij het benden zorgt dat de schaats helemaal raakt bij 30 graden (tophoek kegel 120 graden) zit je altijd veilig.